Ik ben een man

In deze gastblog vertelt journaliste en directeur van RoSa vzw Bieke Purnelle hoe ze zich absoluut niet herkent in de hokjes die voor vrouwen gecreëerd worden.

“Hoe mannelijk/vrouwelijk ben jij? Doe de test!” Ik zit te wachten bij de dokter, dus welja, Flair, waarom niet? De uitkomst verbaast me amper: 70% man, 30% vrouw. Het mag een wonder heten dat ik twee kinderen heb gebaard en gezoogd.

Altijd lachen, dat soort testjes. Een rationele en analytische geest, een voorliefde voor hartig en pittig, gerookte single malt verkiezen boven rosé, stevig en welluidend kunnen vloeken, een bovengemiddeld gevoel voor sarcasme, een royale dosis assertiviteit en als kers op de taart dol op de wielerkoers. Al mijn kookvaardigheid, moederskills en mooie jurken ten spijt, ik moet wel een man zijn.

Het doet me zonder veel nostalgie terugdenken aan mijn kindertijd, die ik grotendeels doorbracht in een meisjesschool, streng gerund door een resem nonnen en andere vrouwen. Een van de schoolmotto’s was “meisjes, wees voornaam”. Voornaam diende begrepen te worden als: bescheiden, stil, beleefd en keurig. Dat laatste werd onder meer vertaald in een absurd krampachtige zithouding: de benen schuin, knieën strak naast elkaar, handen gevouwen op de maagdelijke schoot.

Toen ik op school slaags raakte met een jongen, werd ik als enige bij de directeur geroepen. 

Ik bleek maar weinig talent te bezitten voor voornaamheid. Zitten deed ik bij voorkeur als een kikker, de onderbenen lenig naast mijn meisjesdijen gevouwen. Zwijgen was een opgave die ik zelden tot een goed einde bracht, aangezien er steevast iets gevat tegen te spreken viel, een zonde die ik niet kon laten.

Mijn stuitende gebrek aan voornaamheid vertoonde zich in al haar facetten toen ik bij de overstap naar de gemengde middenschool slaags raakte met een jongen, die een beledigende opmerking maakte over mijn prominente neus. Ik werd als enige bij mevrouw de directeur geroepen en daar streng toegesproken. Niet over geweld als zwaktebod of over de deugden van conflictbeheersing, maar over de schande van vechtende meisjes. “Meisjes vechten niet.” 

Verward verliet ik het kantoortje. Van Delphine Persoone was nog geen sprake. Dat slaan nooit een wijze optie is leerde ik pas veel later, toen ik de enge hokjes goddank achter me had gelaten.
 

Bieke Purnelle door Thierry Van Dort ©
Bieke Purnelle door Thierry Van Dort ©


Anderhalf decennium later deed ik nietsvermoedend mijn intrede in de mannensector van de rockmuziek. Een mannenstiel bij uitstek nog wel. Vrouwen in de muziek ontfermden zich doorgaans over communicatie, ticketverkoop, boekhouding en promotie. Ze werden geen manager of boeker, op een paar koppige uitzonderingen na.

Anekdotisch gezien lijkt het misschien leuk om een van die koppige uitzonderingen te zijn. Het levert sappige verhalen op voor aan de kerstdis met de kinderen en de kleinkinderen. Wanneer je er middenin zit, is het net iets minder leuk.

Meetings met uitsluitend mannen die je geen seconde spreektijd gunnen. Lastige, maar beleefde onderhandelingen over een platencontract die eindigen met een gemompeld maar net verstaanbaar “lastig wijf” of “bitch”, terwijl je mannelijke collega’s overal mee wegkomen. De vraag of je de groupie bent wanneer je het kantoor van de organisator binnenstapt voor de afhandeling van een optreden.

Wanneer je zelf al te vaak de uitzondering bent, dan wens je vurig om normaal te worden bevonden.

Ik ben de rest van mijn leven zwaar allergisch gebleven aan “meisjes zus en jongens zo”. Wanneer je zelf al te vaak de uitzondering bent, dan wens je vurig om normaal te worden bevonden, in al je dadendrang en complexiteit. 

Mensen zijn een eigenzinnig en uniek samenspel van dromen, voorkeuren en talenten. Binnen welk normenkader ze die kunnen en mogen ontplooien, dat kunnen we gelukkig kiezen. Hokjes afvinken helpt niemand vooruit.

Bieke door Thierry Van Dort